Situationeel leiderschap
Bij situationeel leiderschap past de leider zich aan op de taakcompetenties en de ontwikkelingsfase van de groep, van het team.
Volgens Reimerswaal (2003) zijn er dan 4 leiderschapsstijlen, die elkaar kunnen afwisselen.
Directieve stijl
De directieve stijl kenmerkt zich door een hoge taakgerichtheid en een lage relatiegerichtheid. De stijl is sterk instruerend en gericht op het snel en efficiënt behalen van de beoogde resultaten. Deze stijl is goed op het moment dat de groep/het team nog niet ver is ontwikkeld of nog niet bekwaam is. Ook is deze stijl heel bruikbaar in crisissituaties. Leden zijn afhankelijk van de leider op dat moment.
Overtuigende stijl
Deze stijl gaat uit van een hoge taakgerichtheid en een hoge relatiegerichtheid. Deze leiderschapsstijl is vooral bezig met het motiveren en inspireren van de groepsleden om een bijdrage te leveren aan het einddoel. Er is veel interactie en veel overleg.
Participerende stijl
Hier staat de menselijke relatie en de omgang centraal. Er is een lage taakgerichtheid en een hoge relatiegerichtheid. Deze stijl is gericht op de sfeer, de omgangsvormen, de verhoudingen en de cultuur. Op taakniveau wordt er weinig geeist van de groepsleden, dus een valkuil is dat de output beperkt is.
Delegerende stijl
Deze stijl begeleidt op afstand met behulp van aanwijzingen, procedures en omschrijving van werkwijzen. Ook op relationeel vlak wordt deze stijl vaak als afstandelijk gezien. Bij een hoge taakvolwassenheid en specifieke groepscondities, is deze stijl ook goed.